De voorzetsels por en para lijken erg op elkaar en worden daarom vaak door elkaar gehaald. Dikwijls kunnen beide woorden vertaald worden met voor. Toch zijn er belangrijke verschillen tussen. In dit artikel kun je lezen hoe je deze Spaanse voorzetsels goed kunt gebruiken.

Por

Hieronder een opsomming van gevallen waarin por gebruikt wordt...

Een reden of oorzaak:

¿Por qué lo hiciste?
Waarom deed je dat?
Llegué tarde por el tráfico.
Ik kwam laat aan vanwege het verkeer.
No quiero quedar en casa. Por eso voy a la ciudad.
Ik wil niet thuis blijven. Daarom ga ik naar de stad.

Een bepaalde tijdsduur:

Estudié español por tres meses.
Ik studeerde 3 maanden Spaans.

Een vage tijdsaanduiding:

Nos vemos mañana por la tarde.
We zien elkaar morgenmiddag.

Een vage plaatsaanduiding, door of via:

Hay muchos turistas por aquí.
Er zijn hier veel toeristen.
Anduve por las calles del Albaicín.
Ik liep door de straten van Albaicín.
Vamos a Granada por Jaén.
We gaan naar Granada via Jaén.

El Albaicín in Granada

Per en percentages:

Me pagan por hora.
Ze betalen me per uur.
Ciento por ciento.
Honderd procent. 
Viajamos por avión.
We reizen per vliegtuig. 

Iets in ruil voor iets anders (ook geld).

Compré este coche por mil euros.
Ik kocht deze auto voor duizend euro.
Quiero cambiarlo por otro.
Ik wil 'm ruilen voor een andere.

Hieronder nog enkele vaste uitdrukkingen met por:

por favor
alsjeblieft; alstublieft
por supuesto
natuurlijk 
por si acaso
voor het geval dat
por Díos
in Godsnaam

Para

Hieronder een opsomming van gevallen waar para gebruikt wordt:

Het aangeven van het doel:

Este libro es bueno para leer.
Dit boek is goed om te lezen.

En este sitio hay mucha información para aprender español.
Op deze site is veel informatie om Spaans te leren.
¿Para qué necesitas el cuchillo?
Waar heb je het mes voor nodig? 
Lo necesito para cortar la carne.
Ik heb het nodig om het vlees te snijden.

Het aangeven van een bestemming:

Salimos para Bolivia la semana que viene.
We vertrekken volgende week naar Bolivia.
Este regalo es para Rafa.
Dit cadeau is voor Rafa.

Het aangeven van een tijdslimiet of deadline:

Necesito el artículo para el lunes.
Ik heb het artikel nodig voor maandag. 
para siempre
voor altijd 

Werken voor:

Mi primo trabaja para el gobierno.
Mijn neef werkt voor de overheid. 

Por versus para

Nog wat voorbeelden waarin het verschil tussen por en para te zien is:

Vamos para el sur.
We gaan naar het zuiden.
Vamos por el sur.
We gaan door/via het zuiden.
¿Por qué es eso?
Waarom is dat? 
¿Para qué es eso?
Waarvoor is dat?