Samengestelde tijden worden gevormd door een hulpwerkwoord en het werkwoord dat de actie beschrijft. Dit artikel behandelt alle samengestelde tijden in het Spaans.

In het Spaans worden samengestelde tijden (tiempos compuestos) gevormd door het hulpwerkwoord haber + participio (hebben + deelwoord).

Pretérito perfecto (compuesto)

Dit wordt gebruikt om gebeurtenissen in het verleden, maar dichtbij het heden uit te drukken. Het is gebruikelijk om de volgende tijdsaanduidingen te gebruiken: hoy (vandaag), esta mañana (vanmorgen), este mes (deze maand), este fin de semana (dit weekend). De vorm: haber (presente) + participio. Bijvoorbeeld:

Hoy he visitado a mi hermano.
Vandaag ben ik bij mijn broer op bezoek geweest.

Pretérito pluscuamperfecto

Dit wordt gebruikt om gebeurtenissen in het verleden uit te drukken die ook zijn voltooid op een bepaald moment in het verleden. De vorm: haber (pretérito imperfecto) + participio. Bijvoorbeeld:

Cuando llegué a casa, Carlos había salido para el Instituto.
Toen ik thuis kwam was Carlos vertrokken naar school.

Pretérito anterior

Dit wordt gebruikt om een gebeurtenis in het verleden uit te drukken die direct voor ean andere gebeurtenis in het verleden heeft plaats gevonden. Bijvoorbeeld:

Después de que hubimos comido, fuimos a hacer compras.
Nadat we gegeten hadden, zijn we inkopen gaan doen.

Futuro compuesto

Dit wordt gebruikt om toekomstige gebeurtenissen uit te drukken die voor een andere toekomstige gebeurtenis hebben plaatsgevonden. De vorm: haber (futuro) + participio. Bijvoorbeeld:

Yo saldré al escenario y tu ya habrás subido el telón.

Participio Presente

Dit is een vorm die wordt gebruikt om gebeurtenissen die plaats vinden op het moment van spreken. Vaak wordt deze vorm gebruikt met het hulpwerkwoord estar samen met het tegenwoord deelwoord dat de actie beschrijft. het tegenwoordig deelwoord (gerundio) eindigt op -iendo of -ando.

In het Nederlands bestaat deze vorm ook, maar wordt niet zo veel gebruikt.

Estoy aprendiendo.
Ik ben aan het leren.
Laura está leyendo un libro.
Laura is een boek aan het lezen.
El pajarito lleva cantando toda la mañana.
Het vogeltje is de hele ochtend al aan het zingen.

Nog een ander voorbeeld waar je in het Nederlands een wat voor de hand liggendere formulering gebruikt:

Está lloviendo.
Het regent. (Het is aan het regenen.)